Dag 33 – Bonnie, bonnie banks of Loch Lomond

Gisteren 64 km weggewerkt en een illegaal bivak in een privebos gemaakt (geen sporen achtergelaten, moet kunnen). Nu sta ik aan Loch Lomond en voor ik langs diens oostoever via de West Highland Way ga rennen (mooi, zo mooi) eerst even zitten en vieren dat ik hier ben. (Toen ik bij Balmaha langs een zowaar reeds geopende Inn kwam, heb ik het overigens ook al gevierd met een broodje Haggis – het beste alternatief voor BlackPudding plus (ja met een dagelijks verbruik van rond de 4000 tot 6000 kC kun je eindeloos door eten) een Sticky Toffeepudding!)

Ik ben een kleine week achter op mijn nogal optimistisch geplande schema maar dat kan me weinig boeien. Het is zoooo fantastisch om aan de oever van Loch Lomond te zitten, op eigen kracht inmiddels al 1363 km afgelegd, ik kan het nauwelijks geloven. Hoewel, ik voel heus wel dat ik al 33 dagen niet in mn eigen bed lig, om maar iets te noemen… Toch is dat meer een ver-weg-zoet-verlangen dan een groot onmiddellijk gemis. Want op dit moment wil ik echt nergens anders zijn dan hier. Die geur, van frisse berken, van voorjaar, eindelijk van voorjaar. Dit grote meer, die oude bomen. Die weergaloze vrijheid van ‘s ochtends niet weten waar je ‘s avonds terecht komt. Het groeiende vertrouwen in eigen kunnen. Ondanks de dreigende hemel (veel regen voorspeld voor vandaag maar dat valt vooralsnog mee). Ik ren, snuif, lach en zing (goed dat niemand het hoort want zoals gewoonlijk is het natuurlijk zo vals als wat). Bonnie, bonnie braes.

Een paar uur later – nog altijd langs Loch Lomonds 30 km lange oostoever. Zeggen dat het wel meevalt met de regen, in Schotland, is natuurlijk de goden verzoeken. Enkele uren klapte het vanmiddag onafgebroken. Reden waarom Ben Lomond geen optie was. En nou is de West Highland Way een vrij eenvoudige (van supergoede paden voorziene) route, je blijkt langs Loch Lomond voorbij Ptarmigan Lodge toch voor een lastiger variant te kunnen kiezen. Een twee voeten smal spoor op en neer langs rotsen, als zeep zo glad in de regen.

Toch schijnt dan ineens na vier uur weer voorzichtig de zon, eerst terwijl het gewoon door regent, maar gaandeweg blijkt het toch droog te worden – en al die tijd loop je daar, ren je waar het kan, en ineens merk je dat je begint op te drogen, net als de rotsen om je heen. Bens en Munros rondom, zonlicht over de goudbruine toppen, sneeuwresten hier en daar, donkerblauwzwarte lucht erboven. Ik ben nog lang, lang niet op het uiterste noordoostpuntje want mijn Highland-route zal lang en zwaar zijn, vermoed ik zo maar eens. Maar dit is waarvoor ik al 33 dagen onderweg ben: dit gevoel van buitenzijn, van onderdompeling, van overgave. Noord(west)waarts dus!

Laat een reactie achter

Velden met een * zijn verplicht