Verwondering in optima forma

Sponsors: Bergans

Op school leerde ik hoe de wereld in elkaar steekt. Met licht, duisternis en alles wat daartussen past. Deed ik jaren over. Dat alles is in één klap weggevaagd. Twee weken solo in de besneeuwde poolnacht en alles blijkt anders. Is natuurlijk ook mijn eigen schuld. Wie met de Noorse professor Birkeland in het achterhoofd vertrekt, roept het af over zichzelf. Niets is nog langer wat het lijkt. Dacht de meerderheid nog dat die vreemd groen oplichtende boogstralen door de goden geregeld werden, als dirigenten van een orkestraal firmament, kwam hij aanzetten met de zon als oorzaak. Daar houd ik van. Die andere blik. Die nieuwsgier naar ja-maar-wat-als-het-misschien-toch-net-even-anders-is?

Tijdens de 14 dagen dat ik via de Reisarivier omhoog over het Finnmarkplateau naar Alta ski met achter mij aan een slee vol eten, brandstof en kampeeruitrusting, is de nacht zo kleurrijk en maanverlicht dat het feitelijk mijn dagbeleving wordt. Vuur stoken, rondspoken en sneeuwletters zagen: de nacht kan me ineens niet lang genoeg duren. Zilvermaan en knallende noorderlichtlasers. Je hoopt het, je zoekt het, maar om het dan ook nog te krijgen. Ronduit hemels.

Soms is de nachthemel diffuus groen, alom en urenlang. Dan weer ‘alleen’ een vage groenstreep die zich ineens, zomaar uit het niets, ontvouwt om als een reuzenvlinder langs de sterren te strijken, meeslepend mooi, van een grootsheid die piepklein maakt en die me nog geen zestig tellen later ademloos achterlaat, met mijn kleine tentje in deze min dertig vrieskast. Zo’n uitbarsting – in vaktermen een ‘auroral break-up’ – duurt doorgaans kort maar brandt zich voorgoed vast op mijn netvlies. Elektrisch geladen zonnedeeltjes die tintelend langs de magnetische veldlijnen van de aardbol buitelen, als onbestuurbare minitorpedo’s – onbeïnvloedbaar ondanks alles wat er wij sinds Kristian Birkeland over weten en meten. Juist daarom is aurora borealis verwondering in optima forma. Ik ben verloren, verliefd en volledig overrompeld.

Niet in het minst omdat het de dag is die uiteindelijk een soort nacht blijkt. Eerst vanwege de storm die als een bulldozer over het lege landschap en mijn mini flapperhuisje beukt en mij dwingt in de slaapzak te blijven. Na twee eindeloos lange en angstaanjagende stormdagen waarin ik verderop een sneeuwhol graaf bij wijze van extra veiligheid, kan ik dan eindelijk weer verder skiën. En dan blijkt de dag opnieuw een nacht want alles is uitsluitend wit. Geen horizon, nul dimensie, nada diepte. En al is het dan wit in plaats van zwart: als ik niks zie noem ik het toch echt nacht. Ronduit hels.

Vanochtend ski ik in de blauwgrijze schemering met mijn hoofdlamp op omlaag naar Alta. Een fantastische wetenschap dat hoog boven mijn hoofd  het poollicht danst. Wij zien zoveel niet maar hierbuiten leer ik anders te kijken, achter de dingen door te zien – alleen al voor mijn survival in deze barre desolaatheid is dat keiharde noodzaak. Bijkomstigheid daarvan is een open blik. Een soort nieuwsgier naar onze wereld. Die het verdient om uitroeptekens soms in vraagtekens om te zetten. Om net als professor Birkeland ruim een eeuw geleden, op zoek te blijven naar het licht in de nacht.

Laat een reactie achter

Velden met een * zijn verplicht