Reportage: De magie van de Noorse kust

Al jaren sluimerde het plan om eens een kajaktocht door de Noorse fjorden te maken. Ik droomde van besneeuwde toppen die meer dan 1000 meter boven mijn kleine kajak uittorenen. Ik droomde over knalblauwe luchten, over nieuwsgierig rond mijn boot zwemmende zeehonden en kampvuurtjes van drijfhout bij midzomernacht. Dromen is leuk, maar uiteindelijk moet je er wel wat mee doen.

Het fjord van mijn dromen blijkt Nærøyfjord te heten, een zijtak van het Sognefjord, en staat op de werelderfgoedlijst van Unesco. Fjord Noorwegen is bovendien door de Chicago Tribune op de lijst van 21 wereldwonderen gezet. Twee kano’s zijn snel gehuurd in de haven van Flåm en nadat mijn man, Frank en ik onze kampeeruitrusting benedendeks gepropt hebben, duwen we onszelf af van het strandje en dan duurt het slechts enkele peddelslagen of alles wordt anders. Dat wil zeggen: de hemel blijft gewoon boven en het water beneden, maar ergens daartussen lijk ik te zweven en precies dat gevoel van compleet los te zijn van mijn dagelijkse doen is waarom ik reis.

Dat kalme klieven van zo’n kanopunt door vooralsnog spiegelglad water is al betoverend – het wiebelt en wankelt en wanneer ik links omhoog kijk langs de donkere fjordwand moet ik rechts tegenwicht geven met mijn heup, anders kantel ik misschien zo de diepte in. Want dat is het ook: terwijl ik hier ogenschijnlijk rustig voortdrijf, besef ik elk moment dat de bodem zich peilloos diep onder mij bevindt – ongeveer zo diep als de bergen hier hoog zijn. Op zijn minst een verfrissende gedachte die mij scherp houdt.

“Ach, je gaat naar de Noorse westkust?”, sprak mijn buurvrouw met een toon alsof het helemaal geen vraag betrof. “Daar heb je toch maar drie weertypes: het heeft geregend, het regent of het gaat regenen.” Ik knikte een beetje suffig. De keren dat ik eerder in Noorwegen was, inderdaad, gortdroog en snikheet was het bepaald niet. Maar hoe kon ik haar uitleggen dat een land zijn licht en stemmingen vooral laat zien aan wie zich erin verdiept? Dat verdiepen tijd kost en dat reizen je leert die tijd juist te nemen?

Onze kano’s schuiven de schuine oever op van Undredal, een piepklein plaatsje aan het machtige Aurlandsfjord. Een handvol houten huisjes aan de fjordzijde, in de kleuren okergeel, oudrood of Noorsblauw. Daarachter verspreid, meer landinwaarts en erboven, her en der wat statige oude boerderijen met kleine lapjes intens groene grond. Een oude man loopt met gele laarzen en een overall langs de oever, hengel in de ene hand, pijp in de andere. Met een barse hoofdknik monstert hij ons van een afstandje. Ik vraag hem – zomaar – of hij hier woont, wat me vrij logisch lijkt, maar misschien een opening biedt en mijn Noors doet het ‘m waarschijnlijk. Zijn gezicht barst als het ware open. “Mijn hele leven!” glundert hij. “Nou ja, ik ben wel wat jaren weg geweest natuurlijk, middelbare school en zo, maar het beviel me niet. Hier schrijven we de natuur met hoofdletters en als je daarmee opgroeit, weet je niet beter. Eenmaal in de stad, wil je die hele heksenketel meemaken. Maar daar krijg je snel genoeg van en dan besef je pas wat je werkelijk mist!”

Op zoek naar warme Kanelboller met koffie lopen we Undredalsbui binnen, een gebouwtje dat zowel postkantoor, als mini-supermarkt en café blijkt. Op mijn vraag hoeveel mensen hier in Undredal wonen, antwoordt de forse dame, terwijl ze ons twee overvolle mokken aanreikt: “Honderd man maar vijfhonderd geiten!” Ze is er duidelijk trots op en al snel blijkt waarom. “Onze Geitost moeten jullie proeven, die is beroemd!” Noorse geitenkaas, daar moet je van houden. Bruin als caramel, net zo zoet maar dan in baksteen gegoten. Bijzonder, dat zeker. Het wordt hier in Undredal nog op de traditionele manier gemaakt en hoe: acht boerderijen produceren jaarlijks 10.000 kilo kaas! Verbluft staar ik de vrouw aan die helemaal bloost bij zoveel belangstelling.

Met een halve kilo bruine kaas in de kano, peddelen we over het Aurlandsfjord richting de hoge kaap die we moeten ronden om in het Nærøyfjord uit te komen. Grappig dat afstand er ineens niet meer toedoet. Hoe verder weg de volgende aanlegplaats, hoe meer ruimte onderweg. Dat doet zo’n fjord blijkbaar met je. De naam Noorwegen komt van nordvegr wat Oudnoors is voor ‘de weg naar het noorden’. Hoe noordelijker, hoe groter de rust en hoe meer ruimte. Dag en nacht krijgen zelfs een ander ritme en het tijdsbesef vertraagt. Ik voel me nietig bij de wetenschap dat deze fjorden oeroud zijn, gevormd in een tijd waar wij niet bij waren. IJs was de ware architect van deze fjorden. Duizend meter dik lag het landijs ooit opgestapeld als een enorme taart die Noorwegen bijna geheel bedekte – en ook grote delen ten zuiden daarvan. Krakende kristallen die eeuw na eeuw schurend en schavend het land vorm gaven dat diep onder die ijslaag lag. Oorspronkelijk smalle rivierdalen die in zee uitmondden, werden met immens geduld gigantisch uitgehold. Toen tenslotte het ijs smolt en de zeespiegel begon te stijgen, stroomden die door het landijs uitgeschuurde dalen vol met zeewater. Dit soort oerprocessen doen me huiveren. In een wereld waarin wij alles lijken te beheersen, natuur incluis, is het mooi om verwondering te voelen.

En spannend om onderlangs zulke hoge rotswanden te varen. Kleine watervallen kletteren regelmatig omlaag het fjord in. Ik weet dat het belachelijk is, maar op dit soort plekken ben ik dus het liefst helemaal alleen – met z’n tweetjes. De laatste jaren is de toeristische belangstelling voor dit Werelderfgoed omhoog geschoten en daarmee de drukte. In het veel smallere Nærøyfjord komen gelukkig weinig cruiseschepen maar 20-persoons speedboten helaas wel. Fjordtours, Get closer to nature, lees ik achterop zo’n vaartuig dat ons schreeuwend voorbij scheurt.

Terwijl wij onze kano’s de oever van een klein bivakveldje opschuiven, raast de speedboot vol passagiers ondertussen met een adrenalineverhogende zig-zagkoers langs de steile overzijde van het water op zoek naar de natuur. Motorgeronk aan de verre overkant, rust op ons veldje. Terwijl we ons tentje opzetten komt een nieuwsgierige zeehond kijken hoe we dat precies doen. Van wat aangespoeld drijfhout, bouwen we een klein vuurtje. De avond valt stil (de speedbootpassagiers hangen vast ergens aan een bar) en het water vormt nu een perfecte spiegel. In de verte zie ik een aantal rugvinnen met regelmatige tussenpozen het wateroppervlak doorbreken. Ik hou het maar op bruinvissen, dat klinkt toch wat minder gevaarlijk dan orca’s.

Als we in de vroege ochtend voor de tent zitten te ontbijten, zien we iets harigs over de rotsblokken kruipen. Een otter? Nauwelijks heb ik de tijd om de kijker te pakken of het donkerbruine beest duikt van zijn rotsblok het zeewater in. Nog even zie ik hem heen en weer zwemmen voor hij onderduikt. Let nature get closer to you, ga ik achterop mijn kano schrijven.

Bekijk hier het portfolio van Fjord Noorwegen.

 

 

 

Laat een reactie achter

Velden met een * zijn verplicht