Na een dag vol mensen, vertrek- en aankomsthallen, herrie, Starbucks, parfums en aanverwante prullaria, bevind ik mij ineens in een langzaam ontdooiende huurauto. Het is min tien, half negen ‘s avonds en het mooist van alles, het is krankzinnig helder. Ik laat Svolvaer achter me en rijdt in noorderlijke richting. Vooraf had ik het strandje bij Fiskebol op de kaart aangekruist als mogelijk geschikte locatie: vrij zicht in de richting tussen noordwest en zuidoost met als extraatje het reflecterende zeewater.
Dat is raar. Rijd je zomaar in een vreemde auto in het stikdonker naar een plek die je niet kent. En waar niemand is. Wat schreef David Campbell ook alweer? “Discipline is remembering what you want.” Bedankt, David. Pas als ik over de bevroren keien naar het strandje strompel, een fotorugzak om de ene schouder en een rugzak met thermos en extra dons om de andere, begin ik de duisternis echt te zien. En de melkweg. En het noorderlicht, dat aanvankelijk als een vage groene regenboog boven het Hadselfjorden hangt. Ik maak een paar testopnames, voornamelijk om de scherpte goed te krijgen. En dan is het wachten. Dankzij dat stille staan – dat eindelijk even niets doen, niets hoeven – is het alsof ik nu pas werkelijk geland ben. Nu pas hoor ik de ab-so-lute stilte. Dat wil zeggen, het zeewater golft af en aan het strandje op, maar dat gebeurt zo kalm en gelijkmatig dat het als het ware deel uitmaakt van het grote niets. De hemel is niet langer louter een te fotograferen object boven mijn hoofd, maar pure magie. Een onwaarschijnlijke diepte waarvoor ik op internet allerlei verklaringen vind, met apps over zonnewind en elektronenregens, maar die me hier buiten sprakeloos maakt.
Een paar uur ben ik daar, op dat strandje dat langzaam vertrouwder voelt. Met soms een paar minuten even een fantastische oplichting aan het firmament. Dan trekt er een gordijn van lamellen door de lichtboog, felgroen volgens mijn oog maar met een paarsrood randje volgens de camerasensor (foto op Facebook). Voldaan, best tevreden met mezelf, start ik rond middernacht de auto (stel je voor dat hij het niet doet…) om de 35 kilometer terug over de E10 naar Svolvaer te rijden.
Maar ik kom niet verder dan halverwege. Bij Laupstad, aan het Austnesfjorden, moet ik die auto uit. Een handig vervoermiddel hoor, maar onmogelijk om gevoel voor het landschap te krijgen, voor fotografie. Ik adem de scherpe kou in. Ach wat, -10 is niks, maar vanmorgen liep ik nog door +10. Het fjord, de bergen, de lichtjes – de suggestie van bewoning aan wat voor je gevoel de rand van de wereld is. En wát voor ‘rand’… Dít is waarom de Lofoten zo’n fantastische locatie is: steile sneeuwpieken boven een nietig strookje kust waarop een handjevol huizen. Het Noorderlicht danst achter me en waaiert nog een beetje vanaf links mijn beeld binnen. Niet spectaculair, maar toch, een regelrecht cadeautje.
Normaliter slaap ik de eerste nacht in een vreemd bed in mijn eentje niet al te best. Daarvan is dit keer geen sprake. Ik val in coma, met een glimlach die ik er misschien de komende dagen niet meer af krijg…
Laat een reactie achter
Velden met een * zijn verplicht
Jolanda, laat je inspireren !
http://www.pinterest.com/jips3n/aurora-borealis-aurora-australis/