Reportage: Outdoor in Aosta

Ik wandel omlaag met een dagrugzakje over mijn schouders. Even kijk ik om, terug naar de bergen, voel de steentjes onder mijn zolen, snuif de kruidige lucht nog eenmaal diep op en zet dan koers naar mijn huurautootje dat me in twee uur naar het vliegveld van Milaan zal brengen met zijn Starbucks en Chanel. Ik kan wel janken want ik wil niet weg uit Valle di Gressoney, de grootste koffiebekers en de duurste parfums kunnen me gestolen worden, hier in deze stille bergen is iets veel kostbaarders en al is dat nog zo ongrijpbaar, ik wil het niet kwijt.

De afgelopen dagen heb ik mezelf flink uitgeleefd. Heb de bergen van Aosta op alle mogelijke manieren ervaren: klauterend, glijdend, wandelend, springend en rollend. Momenten van actie wisselden intense ontspanning af. Blijkbaar gebeurt er dan iets met je. Tamelijk blanco kwam ik hier, een kleine week geleden. Dat wil zeggen: met een kop vol spanning van te lang veel te druk waardoor de tijd ontbrak me zorgvuldig op de vallei van Aosta voor te bereiden. Iets wat ik normaliter uitgebreid doe, zeker bij gebieden waar ik nooit eerder was. Toch had die onwetendheid wel wat. Zonder enige verwachting en alles even nieuw. Zelfs de autokaart, die ik op de stoel naast me ontvouwde. Daar had je de Penninische Alpen, een massa vierduizenders waar Italië de grens met Zwitserland raakt. Het Valle d’Aosta pal ten zuiden daarvan, als het centrum van een reuzenwiel waarvan de dalen als spaken alle richtingen uitwaaierden. Weggemoffeld onder de machtige Monte Rosa, bleek helemaal in de uiterste noordoosthoek van het Valle d’Aosta nog een smal dal te liggen, het Valle di Gressoney. Daar moest ik zijn.

Een normaal mens zakt na aankomst op de plaats van bestemming onderuit met een espressootje. Voor mij stond een mountainbike klaar en toen ik een half uurtje later voorzien van een glanzende helm en met knikkende knieën bovenaan de kabelbaan stond met een onbekende fiets in de hand en met Marco aan mijn zij, een minstens zo onbekende berggids, vroeg ik het mezelf ook even af.

Ben ik soms gek aan het worden?

Maar dan sta je daar dus wel bovenop zo’n berg. Ik ademde diep in en stuurde achter de donkerbruine krulletjes aan die onder Marco’s helm vandaan sprongen. Dat viel vies tegen. Mountainbiken ziet er zo simpel uit. Maar uit hoeveel stenen zo’n bergweggetje bestaat, merk je pas met twee op topsnelheid suizende profielbanden onder je. Alle stenen willen vermijden is niet handig. Op je voorwiel remmen ook niet. En tegelijkertijd van die schitterende rotspieken willen genieten al helemaal niet. Kortom, de gids had zijn handen vol aan mijn fietskunsten terwijl ik ondertussen probeerde om me heen te kijken.

Want daar was ik tenslotte voor gekomen. Alle outdoor-activiteiten die deze dagen op mijn programma stonden, dienden hetzelfde doel: intense bergbeleving. Ik geloof niet in bubbelbaden en andere wellness-flauwekul. Zodra ik door bergen omgeven ben, overvalt me al een weldadige tevredenheid, een soort rust, en het gekke is dat die rust eigenlijk sterker wordt naarmate ik meer doe. Alsof mijn lijf zich door inspanning pas werkelijk ontspant. Klinkt absurd, ik weet het. Maar dat het werkt, werd me de volgende dag opnieuw duidelijk.

Punta Giordani en Pyramide Vincent zijn twee vierduizenders van het Monte Rosa-massief die door een pittige rotsgraat van elkaar gescheiden zijn. Erboven hing een ijskoude zon in een staalblauwe hemel en eronder zweefden de wolken. Bruinrood graniet waaraan in alle hoeken ijs kleefde. Een touw dat mij met mijn twee klimgenoten en gids Marco verbond. Geschraap van onze stijgijzers over kale steen. Zo moeilijk was het vast niet maar in ijle lucht waarbij drie teugen lucht nodig zijn in plaats van eentje, als een aap op handen en voeten omhoog klauteren met aan elke voet tien stiletto’s, boven een duizelingwekkende afgrond – wekte het in elk geval wel de indruk van ingewikkeld. Tot in mijn ijskoude vingertoppen was ik geconcentreerd. Geen ruimte voor gedachten, helemaal niks: oorverdovende stilte daarbinnen. Dat soort rust.

Een komkommermasker bij een bruisend glas champagne voelt misschien wel relaxt maar ik zou die intense voldoening missen die alleen na bizarre inspanning als een donzen dekbed om me heen valt. Daarom zat ik de dag erna  — ondanks loodzware benen en met kleine oogjes – evengoed om zes uur aan het ontbijt. Geen van de andere hotelgasten was al wakker, ik had alle Café Latte, cake en biscotti voor mij alleen. Ik sopte net mijn laatste koekje in de melkkoffie toen de deur van de eetzaal open piepte en Marco verscheen. De plastic klimschoenen met Goretex saloped  waren vervangen door soepele leren wandelschoenen en een korte broek. Vandaag gewoon wandelen.

Ik moet eerlijk zeggen: in eerste instantie leek het me nogal saai na al dat alpiene geweld van gisteren.

Stom natuurlijk.

Ik was vergeten hoe weldadig wandelen is. Juist na die steile richels van gisteren, was het een verademing om urenlang over eenvoudige paden te lopen. Had ik nog een restje spanning in mijn lijf, dan loste dat volledig op bij de aanblik van Alpenzu Grande. Precies het soort alm uit mijn dromen. Kleine stenen huisjes, romantisch verspreid tegen de helling hoog boven het nog schaduwrijke dal. De witte flanken van de Monte Rosa op de achtergrond. Nog maar twee generaties terug was hier van romantiek weinig sprake. Marco vertelt van zijn grootouders die hierboven honger leden en keihard werkten om de schrale oogst binnen te halen. Alpenzu Grande is door Walsers gesticht, net als andere dorpen uit het Gressoney-dal beneden. Een taai bergvolk dat te voet vanuit het noorden kwam en zich vestigde op plekken waarin anderen geen brood zagen.

Gras oogsten was vrouwenwerk en dat dat bij tijden levensgevaarlijk was, bleek wel toen ik een dag later de Via Ferrata boven Gressoney-Saint-Jean beklom. Een serie smalle treden was zorgvuldig in de steile rotswand uitgehakt en voerde naar een minuscuul veldje manshoog gras. Even verderop klom ik tot mijn verbazing langs een Madonna van dertig centimeter. In een nisje in de rotwand, verscholen achter plexiglas. Niet elke vrouw keerde terug van haar werk en dit eenvoudige beeldje herinnerde daaraan. Respect was vooral ook wat die Madonna in de wand daar afdwong. Niet dat stuk plastic maar die verwijzing naar een ander leven, een andere tijd. Zoals de bergen zelf dat ook voortdurend doen.

In de kloof van de wilde Chalamy-rivier met zijn watervallen, donkere poelen en glijbanen van graniet, leerde ik opnieuw de grenzen kennen van mijn eigen angst. Die je soms moet overwinnen. Bijvoorbeeld als de gids zegt dat je hier gerust deze verticale glijbaan af kunt suizen. Je kijkt omlaag en ziet het water loodrecht onder je voeten verdwijnen. In het niets. Want de bodem van de poel daaronder is niet te zien. Je slikt en denkt: in geen tweehonderd jaar! Maar de gids lacht vrolijk, zwaait nog even en verdwijnt dan razendsnel de waterrijke afgrond in. Daar sta je ineens moederziel alleen in dat canyon. Dan heb je nog maar één gedachte. Erachteraan!

Dat soort angst overwinnen geeft kracht. Net zoveel kracht, vreemd genoeg, als wanneer je bij noodweer besluit om de bergtocht af te breken en tijdelijk te schuilen in een leegstaand schuurtje op een vervallen alm omhoog richting Colle Pinter. Dat deed ik de laatste ochtend van de dag waarop ik aan het eind ervan dat vliegtuig van Milaan terug naar Amsterdam moest halen. Kracht om je angst onder ogen te zien. Dat gevoel van kracht, ontdekte ik druipend van de regen maar met een beker warme thermoskoffie onder dat afdak, had niks met heldendaden te maken. Heldendaden waren bijna altijd vergissingen die toevallig goed uitpakten en vervolgens nog beter naverteld werden. Maar je angsten leren kennen, ze nu eens overwinnen dan weer laten overheersen door ernaar te luisteren en tijdig je plannen bij te stellen, was een kwestie van goed leren luisteren. Ik dronk mijn thermos leeg en at de laatste verkruimelde koekjes op.

Nu het noodweer bedaard lijkt, wandel ik terug over het pad zoals ik gekomen ben. Even kijk ik om, terug naar Colle Pinter die ik niet gehaald heb, voel de wind in mijn nog natte haren en ondanks dat ik het niet overdreven warm heb, voel ik een soort lichtheid achter mijn ogen. Alsof mijn blik zich naar beide kanten met dertig graden heeft verbreed. Dat moet ik zien vast te houden als ik straks tussen Starbucks en Chanel verdwaald zal raken.

Bekijk de beelden van Aosta in het portfolio.

 

Laat een reactie achter

Velden met een * zijn verplicht