Op zoek naar het noorderlicht: zelf een nachtdier worden

Sponsors: Bergans

Donker betekent niet persé gebrek aan licht. Althans, dat heb ik mijzelf wijs gemaakt. Want ‘s nachts heb je sterrenlicht, maanlicht en als je maar noordelijk genoeg reist zelfs noorderlicht. En omdat het altijd leuk is om gelijk te krijgen, ben ik de poolnacht in gereisd. Want zo kun je Tromsø van begin februari gerust noemen: tussen half tien en half drie schijnt weliswaar de zon maar die piept maar net 1,6 graad boven de horizon uit dus daarvoor kan ik mijn zonnebril wel thuis laten. Dat donker best een beetje licht kan zijn – ik moet het eerlijk gezegd nog meemaken maar ik vind het gewoon zo’n allemachtig fijn idee.

Zeker in deze turbulente tijd van leven waarin Trumps tot president en Poetins tot afgod gekozen worden is mijn honger naar relativiteit groot. Minstens zo groot als de zon, op zijn beurt weer een miljoen keer groter dan onze aarde. Weten dat diezelfde zon ook maar een speldenprikje in de kosmos is – dàt is nog eens relativiteit. Daar heb ik Einstein nu even niet voor nodig. Stel alle lampen zijn gedoofd en het is écht pikdonker – bedenk dan even dat we pakweg 5000 sterren kunnen zien. Een hele hoop, inderdaad. Maar slechts 0,0001% van wat allemaal in onze ‘eigen’ Melkweg aan sterren rondhangt. Sorry, we zijn er nog niet. Want die Melkweg – we kunnen ons geen voorstelling van zijn ware grootte maken – is slechts een zandkorrel in de meer dan 100 miljard sterrenstelsels die we vandaag de nacht met onze moderne telescopen kunnen waarnemen.

De ware getallen kunnen me gestolen worden. Mij gaat het om het duizelen zelf. Want het mag raar klinken: ik word daar rustig van. Omdat er blijkbaar zoveel meer is dan ons geneuzel en geworstel. Omdat al dat tere nachtelijke licht er élke nacht opnieuw is. Om elke keer weer een doorkijkje te geven naar ik-weet-niet-wat-precies. Da’s ook zoiets. Hoe meer je je verdiept in sterrenkunde, hoe meer je ontdekt hoe weinig je weet. Kan het mooier?! Zou dit misschien een nieuwe wet mogen worden? Namelijk dat alle wereldleiders en populaire praatjesmakers, groot en klein, per direct verplicht een cursus sterrenkunde volgen?

Genoeg stof voor mijn vertrek uit deze poolstad. Omhoog naar nu nog overwegend duistere bergen tussen Tromsø en Alta, met mijn blik naar het firmament maar met beide benen stevig op mijn ski’s en de sneeuwkristallen. Op zoek naar de roots van de nacht. Met de focus op het noorderlicht. Op Kristian Birkeland, de Noorse visionair die meer dan een eeuw geleden ‘pas’ ontdekte dat die groene waaiers met de zon te maken hebben. Onderdompelen in het duister. Door in het holst van de nacht te skiën. Want zoals professor Magnar Gullikstad Johnsen me voorhield toen ik hem van de week op de Arctische Universiteit van Tromsø bezocht: “Om het noorderlicht te doorgronden moet je ‘s nachts actief zijn want overdag, ja, dan is het er ook wel, maar ons oog kan dat licht niet vangen.”

Welja, een nachtdier worden dus. Ik die als de dood ben voor alles wat ik niet kan zien. Ik heb al moeite om niet eerst met mijn zaklamp onder zo’n onbeslapen hotelbed te schijnen voordat ik erin kruip. Hier in de fel verlichte straten van Tromsø ga ik met zoveel strooilicht hoe dan ook geen groene nacht beleven, al was het maar omdat een dik pak wolken mij scheidt van wat daarboven volgens de huidige aurora-voorspellingen regelrecht moet exploderen. Maar ‘chasing the light’ is misschien boven alles een kwestie van ‘fine tuning’. “I ‘ve come to believe”, beweert Nicholas Woodman, GoPro’s CEO, “that our personal interests and passions act as roadmaps for our lives.” Afstemmen op licht, waar en wanneer dan ook. Het minste beetje licht opvangen. Dàt wordt mijn taak voor nu. Woodman voegt er nog aan toe: “Don’t forget to follow your passions – they just might lead you to you.” En daaraan heb ik niets meer toe te voegen!

Laat een reactie achter

Velden met een * zijn verplicht